Belijd je zonden openlijk. Je biechtvader, die zelf een zondaar is,
zal je begrijpen en je terugvoeren naar Gods genade.
Belijd je zonden een voor een. Je hebt ze een voor een begaan, dus
generaliseer niet: ‘Ik heb gezondigd, Ik was onrein.’
et cetera.
De arts van je ziel, de priester, moet de symptomen kennen wil hij
je een passende behandeling voorschrijven.
Noem in jouw biecht geen anderen!
Vergeetachtige biechtelingen bestaan niet.
Voel je geen spijt, berouw en verdriet, biecht ook dat.
“Genadig
en barmhartig is De Heer,
lankmoedig
en vol goedertierenheid!”